Waarom het vergroten van genetische diversiteit bij de Dobermann zo moeilijk is
Iedereen die zich verdiept in de gezondheid van de Dobermann komt vroeg of laat tot dezelfde conclusie: het ras kampt met een zorgwekkend hoge inteeltgraad. Gemiddeld ligt het COI (inteeltcoëfficiënt) rond de 40%. Dat betekent dat veel honden genetisch gezien op elkaar lijken alsof ze volle broers of zussen zijn. Geen wonder dat ernstige erfelijke aandoeningen zoals DCM (Dilaterende Cardiomyopathie) en kanker veel voorkomen. Veel fokkers willen daar iets aan doen – maar lopen al snel tegen muren op.
Goede wil is er wel – maar het mag niet
Steeds meer fokkers realiseren zich dat het noodzakelijk is om de genetische diversiteit te vergroten. Ze willen fokken met honden die minder verwant zijn aan de huidige populatie, of zelfs overwegen om een outcross-project te starten met een ander ras. Maar hoewel de motivatie er is, ontbreekt het aan mogelijkheden. Want in Nederland – en veel andere landen – mogen fokkers simpelweg geen outcross doen.
De regels van de Raad van Beheer en de rasverenigingen staan het niet toe dat je een hond van een ander ras inzet om nieuw bloed binnen te brengen. Zelfs als je alles zorgvuldig documenteert en terugkruist naar de Dobermann, kom je nergens: de pups krijgen geen officiële stamboom. Daarmee vallen ze buiten het systeem, en mag er officieel niet mee verder gefokt worden binnen het ras.
Rasverenigingen houden de deur dicht
In theorie zou een rasvereniging het voortouw kunnen nemen en ruimte kunnen bieden voor gecontroleerde outcrossprojecten. In de praktijk gebeurt dat zelden of nooit. Er heerst angst: voor het “verwateren” van het ras, voor verkeerde bedoelingen, voor commerciële fokkers die de regels misbruiken. Maar ondertussen wordt het ras steeds genetisch armer, en sterven we langzaam uit met de beste bedoelingen.
Innovatie stuit op bureaucratie
Zelfs binnen het bestaande ras zijn er obstakels. Fokkers die een reu willen gebruiken uit een andere lijn, bijvoorbeeld uit Oost-Europa of Amerika, krijgen soms te maken met extra eisen of blokkades van de vereniging. Het keuren van honden buiten de gebaande paden wordt niet altijd toegejuicht, en het verkrijgen van goedkeuring voor een onverwante combinatie kan een langdurig en frustrerend proces zijn.
Ook nieuwe technieken zoals DNA-gebaseerde COI-metingen worden nog nauwelijks serieus genomen. Veel fokbeleid is gebaseerd op papieren stambomen, terwijl moderne genetica vaak een heel ander beeld geeft van verwantschap.
Tijd voor verandering
Fokkers die de diversiteit binnen het ras willen vergroten, verdienen steun in plaats van tegenwerking. Het is tijd dat de rasverenigingen en de Raad van Beheer samen een convenant opstellen waarin ruimte is voor gecontroleerde outcross, met duidelijke richtlijnen en terugkruisplannen. Alleen zo kunnen we het ras op lange termijn gezond houden.
Want vasthouden aan zuiverheid terwijl de genetische basis verdampt, is geen behoud – het is verwaarlozing.