DCM bij de Dobermann: Alles wat je moet weten

Dilaterende cardiomyopathie (DCM) is één van de meest ernstige gezondheidsproblemen bij de dobermann. Het is een stille en verraderlijke hartziekte die vaak pas laat klachten geeft, maar grote risico’s met zich meebrengt. In deze blog lees je alles over de oorzaken, symptomen, diagnose, behandeling en wat je als fokker of eigenaar kunt doen.

Wat is DCM?

Dilaterende cardiomyopathie (DCM) is een aandoening waarbij het hart vergroot en verzwakt raakt. Door die verzwakking kan het hart het bloed niet meer goed rondpompen, wat uiteindelijk kan leiden tot hartfalen, ritmestoornissen en plotselinge hartdood.

Bij de dobermann komt DCM opvallend veel voor. Schattingen suggereren dat wel 40% tot 60% van de dobermanns in hun leven DCM ontwikkelt.

Oorzaken van DCM

De ontwikkeling van DCM bij de dobermann is vooral genetisch bepaald.
Er zijn inmiddels vier bekende genetische varianten die bijdragen aan het risico op DCM:

NaamGenRelevantie
DCM1PDK4-mutatieVooral bij Amerikaanse dobermanns
DCM2Onbekend genWereldwijd, bij Amerikaanse en Europese dobermanns
DCM3Onbekend genVooral bij Europese dobermanns
DCM4Onbekend genVooral bij Europese dobermanns

Daarnaast speelt het gebrek aan genetische diversiteit binnen het ras een grote rol.
Door decennialang fokken met relatief weinig ouderdieren is de genetische variatie sterk afgenomen. Dit heeft geleid tot een hoge frequentie van schadelijke mutaties, waaronder die die bijdragen aan DCM. Zelfs honden die vrij zijn getest van DCM1 t/m DCM4 kunnen nog steeds DCM ontwikkelen door deze onderliggende genetische kwetsbaarheid.

Kort samengevat:

  • DCM ontstaat niet alleen door één fout gen, maar door opeenstapeling van erfelijke risico’s binnen een nauwe genenpool.
  • DCM is een multifactorieel probleem waarbij erfelijkheid, omgevingsinvloeden en onbekende genetische factoren samen een rol spelen.

Opmerking over genetische testen

Genetische testen zoals aangeboden door laboratoria (bijvoorbeeld Laboklin) richten zich op het opsporen van risicovarianten DCM1, DCM2, DCM3 en DCM4. Hierbij geldt dat combinaties van mutaties het risico verder kunnen verhogen. Een negatieve uitslag (vrij van mutaties) betekent echter niet dat een hond geen DCM kan ontwikkelen.

Opmerking over de genetische achtergrond

Op dit moment is alleen bij DCM1 het betrokken gen (PDK4) bekend en gepubliceerd.
Voor DCM2, DCM3 en DCM4 zijn de exacte genetische afwijkingen nog niet openbaar gemaakt. De commerciële testen detecteren bekende risicovarianten, maar het volledige biologische mechanisme achter deze mutaties wordt nog verder onderzocht.

Symptomen van DCM

DCM verloopt vaak in twee stadia:

1. De stille (occulte) fase

  • Geen zichtbare symptomen
  • Mogelijk wel ritmestoornissen (detecteerbaar met Holter-ECG)
  • Honden kunnen plotseling overlijden zonder voorafgaande klachten

2. De klinische fase

  • Verminderde conditie
  • Vermoeidheid
  • Snel hijgen of benauwdheid
  • Hoesten (vooral ’s nachts)
  • Flauwvallen (syncope)
  • Opgezwollen buik door vochtophoping

De stille fase kan maanden tot jaren duren voordat symptomen zich ontwikkelen. Daarom is vroege opsporing zo belangrijk.

Diagnose van DCM

Diagnose gebeurt via:

  • Echocardiografie (hart echo): om hartgrootte en pompfunctie te meten
  • 24-uurs Holter-ECG: om ritmestoornissen vast te leggen
  • DNA-testen: om erfelijke risicofactoren (DCM1-4) in kaart te brengen
  • Bloedonderzoek: bijvoorbeeld NT-proBNP-waarden meten

Aanbevolen screeningsschema:

  • Start eerste hartcontrole rond 3 jaar.
  • Jaarlijkse echo + Holter vanaf 4 jaar.
  • Bij bekende familiegeschiedenis van DCM: starten met controles vanaf 2 jaar.

Behandeling van DCM

Hoewel DCM niet genezen kan worden, kan vroege behandeling het leven van de hond aanzienlijk verlengen en de levenskwaliteit verbeteren.

Mogelijke behandelingen zijn:

  • Pimobendan: medicijn dat de hartspier helpt krachtiger te pompen
  • Anti-aritmica: middelen tegen hartritmestoornissen (zoals sotalol of mexiletine)
  • Plaspillen: bij vochtophoping
  • Dieetaanpassingen: hartondersteunende voeding
  • Strikte monitoring: regelmatige controles en aanpassing van medicatie

Hoe eerder DCM ontdekt wordt, hoe beter de prognose.

Wat betekent dit voor fokkers en eigenaren?

Voor fokkers:

  • Laat fokdieren jaarlijks controleren met echo en Holter-ECG.
  • Gebruik bij voorkeur honden die tot op latere leeftijd vrij zijn van DCM.
  • DNA-test op DCM1, DCM2, DCM3 en DCM4 kan helpen om het risico in te schatten, maar medische screening blijft noodzakelijk.
  • Streef naar het behouden of vergroten van genetische diversiteit binnen fokprogramma’s.

Voor eigenaren:

  • Start vanaf 3 jaar met jaarlijkse hartcontroles, ongeacht genetische uitslagen.
  • Let op subtiele veranderingen in gedrag, uithoudingsvermogen of ademhaling.
  • Bij vermoeden van ritmestoornissen: direct laten onderzoeken.

De toekomst

De kennis over de genetische achtergronden van DCM groeit. DNA-testen op DCM1-4 bieden betere mogelijkheden om risicodieren te identificeren, maar genetische diversiteit vergroten blijft essentieel om de gezondheid van de dobermann te verbeteren. Met bewuste fokkeuzes, regelmatige hartcontroles en goede voorlichting kunnen we samen werken aan een gezondere toekomst voor het ras.


Bronnen en verder lezen

  • Meurs KM, Lahmers S, et al. A splice site mutation in a gene encoding for PDK4, a mitochondrial protein, is associated with the development of dilated cardiomyopathy in the Doberman pinscher. Human Genetics. 2012.
  • Simpson S, Edwards J, et al. Dilated cardiomyopathy in Doberman Pinschers: a retrospective study of clinical findings and survival. Journal of Veterinary Cardiology. 2015.
  • Owczarek-Lipska M, et al. Genetic aspects of canine dilated cardiomyopathy. Veterinary Journal. 2013.
  • Wess G, Schulze A, et al. Prospective study of Holter-ECG in Doberman Pinschers: incidence of arrhythmias and predictive value for DCM. Journal of Veterinary Internal Medicine. 2010.

Let op: genetisch onderzoek blijft zich ontwikkelen. Nieuwe inzichten kunnen de komende jaren leiden tot aanvullende testen en betere preventiestrategieën.

Vergelijkbare berichten